Snaaf

Snaaf kon er natuurlijk niets aan doen dat ik hem die dag vergeten was, maar het werd hem wel nagedragen. Niet dat iemand dat hardop zei. In plaats daarvan probeerden ze hem te marginaliseren. Er werden barbies aangevoerd, Monchhichi-aapjes en een roze Troetelbeer met rode hartjes op z'n buik. Maar voor mij telde alleen Snaaf, de gehaakte raaf die mijn oma in al haar wijsheid had voorzien van armen en benen, en een kittig zwart kippenkontje dat door een luikje in zijn tuinbroek naar buiten piegde. Zijn zwarte armen gingen naadloos over in lichtgrijze handen zonder vingers, en onder zijn blauwe tuinbroek bungelden vormeloze oranje voeten. Snaaf kon niet zo veel. Als ik hem wilde laten zitten, moest ik hem schuin achterover laten leunen tegen een kussen, zodat zijn snavelzware kop niet voorover kukelde. Er zat een lusje aan z'n kruin waarmee ik hem kon ophangen, maar dat vond ik zielig. Van nature was Snaaf niet knuffelzacht. Waarschijnlijk was hij meer als decoratief element bedoeld, getuige ook het lusje, en als proeve van bekwaamheid. Maar in mijn ogen en armen was hij De Ware.

Snaaf hoefde heus niet overal mee naartoe. Ik was niet voor niets al acht. Maar op vakantie zonder hem was ondenkbaar. Er was natuurlijk geen sprake van dat ik Snaaf zou opsluiten in een koffer. Hij zou gezellig meereizen op de achterbank, maar vlak voordat we bij de snelweg waren, piepte ik: 'Snaaf ...' Moeders herkennen de geluiden van hun jongen feilloos. Dit piepje luidde dan ook een U-bocht in en een venijnige elleboogpor van mijn zus. 'Nu liggen we dus een halfuur later in het zwembad, tuthola!' Snaaf hing naast het schoenenbankje in de gang met z'n snavel in de schacht van mijn kaplaars. De vakantiestress was hem bijna fataal geworden.

Bij de verhuizing kwam ik Snaaf onlangs weer tegen. Hij lag in een doos met oude schoolagenda's van Jan, Jans & de kinderen, Snoopy, O’Neill, Vogue en Marilyn Monroe. Voorzichtig haalde ik Snaaf eruit, mijn linkerhand onder zijn kop alsof hij een baby was. Er waren geen motten op bezoek geweest, hij rook alleen wat stoffig. Wat sleep je mee van je oude leven naar je nieuwe en wat laat je achter? En wat stop je in een doos die je nooit meer opendoet?

Snaaf en ik waren alleen maar hechter geworden. Ik voelde me verschrikkelijk schuldig omdat ik hem vergeten was en moest vaak huilen als ik weer voor me zag hoe hij slap in mijn laars hing, alsof zijn nek gebroken was. Ik liet hem niet meer los. Hij moest nu zelfs mee naar school, maar niemand pestte me ermee. Van mijn beste vriendin hoorde ik dat de meester de klas had ingelicht over mijn situatie. Er kwam ook een speciale juf, die me vooral liet tekenen. Dat kon ik eigenlijk niet zo goed. Ik was ontzettend jaloers op Eddy Beukenkamp, die een boom kon tekenen met knoesten, wortels die in de aarde verdwenen en wel duizend individuele blaadjes. Ik tekende Snaaf. De speciale juf was erg geïnteresseerd in de betekenis van al dat zwart. Wat voelde ik daarbij? Ik zei niets en liet Snaaf zien.

Snaaf kon er niets aan doen dat ik hem die dag vergeten was. Dat was mijn schuld. En iedereen wist het, maar niemand durfde het hardop te zeggen. In plaats daarvan hadden ze het over een lange, vermoeiende rit, laagstaande zon en die andere bestuurder die te hard reed. Maar ik kon de som makkelijk maken: een halfuur minder vermoeidheid, een halfuur hogere zon en vooral: een halfuur waarin het verkeerde moment en de verkeerde plek nog niet samenvielen.

Op de laatste foto van ons gezin met mijn zus staat Snaaf niet. Hij hoefde niet overal mee naartoe, ik was tenslotte al acht.

Copyright © Heidi Aalbrecht, Leiden